De huidige collegeperiode begon met de bestuurlijke uitdaging om de financiële gezondheid van de organisatie te verbeteren en zo weer ruimte te creëren om te (kunnen) investeren in de belangrijkste strategische opgaven van onze stad. Ruim drie jaar na de start kunnen we vaststellen dat we daar gezamenlijk, college en gemeenteraad, in zijn geslaagd.
Dat betekent dat we in staat zijn om de aantrekkingskracht van Venlo als aantrekkelijke woon-, werk-, onderwijs- en verblijfsstad de komende jaren (verder) te versterken en verder uit te bouwen. En daarbij gebruik te maken van de ambities en initiatieven van anderen. De projecten uit de regiodeal en de regionale investeringsagenda getuigen daarvan. Venlo kan op dit moment, ook in financiële zin, voortvarend invulling geven aan haar rol als centrumstad van Noord-Limburg. Gezamenlijk met de Provincie Limburg wordt er doorgewerkt aan de verdere versterking van de brede welvaart van onze regio.
Behoudens deze ontwikkeling en de door u tijdens de behandeling van de kadernota expliciet aangegeven wensen, autonome ontwikkelingen en wettelijke verplichtingen vindt u in deze begroting geen initiatieven voor nieuw beleid. Wij hebben ervoor gekozen om hier terughoudend mee te zijn, gegeven de hoeveelheid nog in uitvoering zijnde (bestaande) ambities en de wens om een in het voorjaar van 2022 nieuw aan te treden bestuur niet voor de voeten te willen lopen. Daarom hebben wij een aantal voorstellen niet structureel, maar vooralsnog incidenteel opgenomen, zodat er voor het nieuwe aan te treden bestuur nog voldoende afwegingsruimte is om eigen accenten te zetten en daarbij behorende keuzes te maken.
Afgelopen voorjaar heeft u, na een intensief en interactief proces de nieuwe strategische visie Venlo 2040 vastgesteld. Een nieuwe, geactualiseerde visie waarin Venlo voortbouwt aan haar bestaande ambities op het gebied van kennis, innovatie, stedelijk profiel en samenleving en daaraan nieuwe accenten toegevoegd op het gebied van energie en klimaat. Anticiperend op dit document heeft de organisatie in de afgelopen twee jaar de omslag gemaakt naar een opgavegerichte wijze van sturing op basis van programmatisch werken.
De doorontwikkeling van het programmatisch werken binnen onze organisatie is goed zichtbaar in deze begroting. Indachtig de kaders die door u zijn vastgesteld en de ambities uit de strategische visie heeft dit geleid tot een (ten opzichte van eerdere jaren) in omvang beperkte hoeveelheid, inhoudelijk goed gemotiveerde begrotingsvoorstellen.
Binnen deze voorstellen zijn met name de forse inspanningen zichtbaar die wij opnieuw voorzien op het gebied van onderhoud in de openbare ruimte en groen en de transformatie-opgave binnen het sociaal domein. In de afgelopen jaren heeft de ene opgave het noodgedwongen met wat minder middelen moeten doen, de ander is nog niet voltooid.
Wat betreft de transformatie-opgave in het sociaal domein merken wij op dat u hieraan het vorig jaar binnen het programma Gezond en Actief en daarnaast gekoppeld aan het gemeentelijk vastgoed een oplopende budgettaire opgave heeft opgenomen, oplopend tot €3,5 miljoen structureel. Deze opgave heeft u verbonden aan de (toen nog) ongewisse uitkomst van de arbitrage jeugdzorg en datgene wat het kabinet hiermee zou doen. De uitkomst van de arbitrage kennen we inmiddels, hetgeen het (nieuwe) kabinet hiermee gaat doen echter nog niet. Weliswaar mogen gemeenten 75% van het advies meerjarig verwerken in de begroting, dat is zeker nog geen garantie dat deze middelen in deze omvang ook daadwerkelijk naar de sector gemeenten toekomen. Wij hebben er daarom voor gekozen om met deze mogelijkheid met grote terughoudendheid om te gaan. Daarnaast is dit vraagstuk voor ons nog niet urgent.
Het volgend jaar is er immers nog eenmalig financiële ruimte en ligt er, totdat er duidelijkheid komt vanuit Den Haag, een heldere inhoudelijk opdracht binnen de organisatie. In de verwachting dat er uiteindelijk (in welke mate dan ook) extra rijksmiddelen zullen komen, maar ook in de overtuiging dat als deze achterwege blijven we in staat moeten zijn om door middel van transformatie tot een lager lastenniveau te komen, hebben wij de bestaande opgave er voor 2022 eenmalig uitgehaald en met ingang van 2025 structureel met €650.000 verhoogd. Naast de middelen die in de begroting 2021 zijn opgenomen zijn er ook in deze begroting extra middelen opgenomen om dit transformatieproces te faciliteren.
Bij de voorbereiding van de begroting is er nadrukkelijk gekeken naar de besteding van een tweetal door uw gemeenteraad gegeven opdrachten. Zo heeft u besloten om een deel van het rekeningresultaat 2020, i.c. €4,4 miljoen in te zetten voor een vijftal doelen, i.c. corona, verduurzaming, bijzondere kwetsbare groepen, schoon heel en veilig en mobiliteit. Hiervan treft u in deze begroting een integraal overzicht aan.
Daarnaast zijn in deze begroting projecten en activiteiten opgenomen die verband houden met de tweede ronde van de regiodeal en regionale investeringsagenda. Deze voorstellen zijn gematcht met de informatie van het regiobureau en worden ten laste gebracht van de bestemmingsreserve regiodeal/ regionale investeringsagenda. De met dit doel gevormde bestemmingsreserve is toereikend om deze lasten te dragen. Omdat er geput wordt uit de bestemmingsreserve heeft dit uiteraard geen effect op de exploitatiesaldi. Bij de voorbereiding van deze begroting was het bestuurlijk overleg binnen de regio over de nieuwe ronde projecten en activiteiten nog niet afgerond. Analoog aan de eerste ronde projecten kunt u van ons dit najaar opnieuw ter zake een raadsvoorstel verwachten.
Indachtig de discussie die u heeft gevoerd rondom de kadernota hebben wij werk gemaakt van de woonopgave. Recent heeft u van ons een geactualiseerde en -wat opgave betreft- stevig bijgestelde woonvisie ontvangen waarin wij hebben aangegeven binnen welke kaders en voorwaarden deze opgave de komende jaren gerealiseerd kan worden. Daarnaast hebben wij, met het oog op de voorgenomen waterbeschermingsplannen en de mogelijke meekoppelkansen die deze ontwikkeling biedt, middelen vrijgemaakt ten behoeve van (de verkenning naar) een integrale gebiedsontwikkeling in Arcen.
In het licht van deze plannen en met het oog op de recente hoogwaterproblematiek in onze provincie onderschrijven wij de noodzaak en urgentie om samen met het waterschap, Rijkswaterstaat, maatschappelijke partners en niet in de laatste plaats onze inwoners substantieel werk te maken van klimaatadaptatie en hoogwaterbescherming. Venlo kent voldoende voorgenomen en bestaande projecten die aansluiten, die potentiële meekoppelkansen bieden bij de ambities van het (nationaal) Deltaprogramma, waaronder de havenontwikkeling en de integrale ontwikkeling van het project Vierwaarden.
Een ontwikkeling die het afgelopen jaar voortvarend is opgepakt is de doorontwikkeling van de programma-indicatoren. In overleg met de auditcommissie zijn deze geactualiseerd en is er bij de afzonderlijke programma’s verwezen naar de inhoudelijke bijdrage van het betreffende programma aan de ontwikkeling van de waarde van de betreffende indicator. In 2022 voorzien we opnieuw een verdere verbeterslag ten aanzien van de verbinding tussen voorstellen en indicatoren.
De hoeveelheid middelen die we aan onze eigen organisatie kunnen en willen uitgeven is gelimiteerd en staat wat ons betreft vast. In deze begroting doen wij u dan ook geen voorstellen die leiden tot uitbreiding van de personeelskostenbegroting. De Venlose organisatie zal voldoende flexibel moeten worden om aan wijzigingen in de capaciteitsvraag invulling te geven. Daaraan is de afgelopen jaren voortvarend gewerkt, met resultaat.
Er zijn efficiencyslagen gemaakt en er is via het concept van programmatisch werken organisatorische duidelijkheid en focus in de sturing aangebracht. Gegeven de dynamiek van de organisatiecontext blijft een verdere doorontwikkeling en transformatie van de organisatie noodzakelijk. Zoals onze strategische visie bepalend is voor de lange termijnkoers van onze stad, zo is de (in het najaar van 2020 vastgestelde) besturingsfilosofie bepalend voor de wijze waarop hieraan als organisatie invulling willen geven. In dit document leggen we uit hoe en waarom we in Venlo werken zoals we doen gegeven de identiteit en kernwaarden van onze organisatie (professioneel, betrokken en vitaal). In 2021 zijn we met de implementatie gestart en deze krijgt een vervolg in 2022.
Extra impulsen zijn er nodig die gefinancierd kunnen worden met incidentele middelen die ook binnen afzienbare tijd moeten renderen. U kunt hierbij denken aan ontwikkelingen op het gebied van informatiegestuurd handelen, de doorontwikkeling van het beleidsproces, procesinnovatie, gebiedsontwikkeling en ontwikkelingen op het gebied van procesmatig werken, rechtmatigheid en transparantie.
Een belangrijk speerpunt binnen de huidige bestuursperiode was en is de verdere verbetering van de vermogenspositie. Onze behoedzame en koersvaste aanpak heeft gerendeerd en geleid tot een sterk verbeterde vermogenspositie. De ontwikkeling van het vermogen laat een verdere verbetering zien ten opzichte van de vastgestelde begroting 2021 – 2024.
Vorig jaar is de focus verlegd van versterking van de vermogenspositie naar een voldoende wendbaar en het reëel en structureel in evenwicht houden van ons huishoudboekje. Het structureel op orde houden van de begroting blijft nog altijd een uitdaging.
Afgezien van de discussie over jeugdmiddelen is namelijk ook de herijking van het gemeentefonds een voor onze sector belangrijke ontwikkeling. Een ontwikkeling die toekomstige kansen biedt. Na de uitkomsten van het eerste herverdelingsonderzoek, ligt er nu een bijgestelde uitkomst waarbij de gemeente Venlo er opnieuw substantieel financieel beter uitkomt. We hebben dus eigenlijk jarenlang (veel) te weinig middelen ontvangen. Maar opnieuw is daar de discussie over de 'eerlijkheid' van de voorgestelde herverdeling, de effecten op de nadeelgemeenten, het aftoppen van het voor- en nadeel en het ingroeipad.
Daarbij hoort, net als bij de extra middelen voor jeugdzorg, nadrukkelijk een aantal kanttekeningen. Allereerst is het geld er (nog) niet. Niet voor jeugdzorg en niet wat betreft de herverdeling. Daadwerkelijke effectuering is overgelaten aan een nieuw kabinet. Een reële kans is dat eventuele extra middelen die tot uitkering komen gevolgen hebben voor de omvang van het gemeentefonds als totaal (terugverdienen effecten Coronacrisis) waarbij eerder gemaakte afspraken worden heroverwogen. Dat bekostiging van het Interbestuurlijk Programma (IBP) zoals de klimaatadaptatie, energietransitie en wonen door gemeenten zelf bekostigd moeten worden in plaats van de financiering door het Rijk zoals nu afgesproken is. Geen onrealistische verwachting gezien de voorgeschiedenis. Wij adviseren u als gemeenteraad dan ook om met de genoemde ontwikkelingen zeer behoedzaam om te gaan.
Voor wat betreft de investeringen is het uitgangspunt om eerst af te maken waar we aan begonnen zijn en enkel nieuwe investeringen op te nemen passend binnen de door de gemeenteraad gedane bestelling. Investeringen die plaatsvinden na 2022 vooral over te laten aan een nieuw college.
Tegen de achtergrond van deze ontwikkelingen gaan we nader in op de financiële positie van onze organisatie. De financiële positie speelt immers een belangrijke rol binnen de te maken integrale afwegingen over de te varen koers op de korte, maar vooral op de strategische en daarmee (middel)lange termijn. De financiële positie is uiteraard geen doel op zich en moet altijd bezien worden in het licht van de totale maatschappelijke opgave van de stad. Het te bereiken maatschappelijk rendement en de bijdrage aan de inhoudelijke beleidsdoelstellingen zijn hierbij van evident belang.
Zoals in de vorige alinea's reeds verwoord zijn er een aantal actuele landelijke ontwikkelingen, die relevant zijn om gedetailleerder uiteen te zetten, zodat de afwegingen verder in perspectief geplaatst kunnen worden.
Zo wordt er al geruime tijd door de gemeentefondsbeheerders met de VNG gewerkt aan een nieuwe, rechtvaardigere verdeling van het gemeentefonds. Afgelopen voorjaar zijn de voorlopige resultaten van het nieuwe verdeelstelsel bekend geworden, inclusief een aanzienlijk aantal kritische vragen en opmerkingen van de Raad voor het Openbaar Bestuur (ROB). Dat was voor de fondsbeheerders aanleiding om dit voorstel opnieuw te bezien. De resultaten van het (daarop) aangepaste verdeelmodel zijn tijdens de zomerperiode verschenen en liggen nu ter advisering bij de ROB. Voor de gemeente Venlo kent deze herverdeling -op basis van de te verwachten uitkomsten- substantieel structurele voordelen. Bedragen van indicatief €8 tot €11 miljoen structureel. Ook nu weer leiden de individuele herverdeeleffecten tot veel discussie in het land en wordt voorgesteld om de herverdeeleffecten af te toppen tot maximaal € 60 per inwoner. Voor Venlo zou dit niettemin een positief effect (kunnen) betekenen van €6 miljoen structureel.
Na ontvangst en weging van het definitieve advies van de ROB start de VNG-consultatie bij gemeenten. Een nieuw kabinet zal een besluit moeten nemen over het nieuwe verdeelstelsel. Inwerkingtreding is voorzien per 1-1-2023. De publicatie van de definitieve resultaten wordt in de meicirculaire 2022 verwacht. Op basis van de reguliere gedragslijn zullen deze effecten stapsgewijs worden doorgevoerd tot maximaal € 15 per inwoner, € 1,5 miljoen per jaar.
Nadrukkelijk wordt aangegeven dat het herverdelingsproces al erg lang duurt en nog kan duren. De individuele herverdeeleffecten leiden tot zeer veel discussie en gaat onder andere over de 'eerlijkheid' van de voorgestelde herverdeling, de effecten op de nadeelgemeenten, het aftoppen van het voor- en nadeel en het ingroeipad. In deze begroting hebben wij geen rekening gehouden met de mogelijke effecten van de herijkingsoperatie.
Gemeenten geven al sinds de decentralisatie van de jeugdzorg aan dat zij van het rijk onvoldoende middelen hebben ontvangen, passend bij de taken waaraan zij geacht worden invulling en uitvoering te geven. Kabinet en gemeenten zijn, ondanks veel en herhaald overleg. hierover uiteindelijk niet tot overeenstemming gekomen. Afgelopen mei heeft de voor dit doel ingestelde arbitragecommissie uitspraak gedaan en advies gegeven over het geschil tussen Rijk en gemeenten over de structurele financiering van de jeugdzorg. Naar aanleiding van de uitspraak is het kabinet in gesprek gegaan met gemeenten waarna het Kabinet heeft besloten om in 2022 € 1,3 miljard incidenteel extra beschikbaar te stellen aan gemeenten voor de tekorten vanwege de jeugdzorg. Gemeenten committeren zich daarbij aan de invulling van een set aan maatregelen die in 2022 een besparing van € 214 miljoen opleveren.
Daarnaast gaan Rijk en de VNG, in samenwerking met andere betrokken, aan de slag met het opstellen van een Hervormingsagenda. Deze agenda bestaat uit de combinatie van een set van maatregelen en een financieel kader waarmee een structureel houdbaarder jeugdstelsel wordt gerealiseerd.
De € 1,3 miljard aan extra rijksmiddelen komt overeen met indicatief € 7,9 miljoen voor Venlo en wordt uitgekeerd via de algemene uitkering. In de septembercirculaire 2021 zal de daadwerkelijke verdeling en uitkering plaatsvinden. Omdat het om een substantieel bedrag gaat hebben wij deze bijdrage ad € 7,9 miljoen (incidenteel) verwerkt in de voorliggende begroting.
Het nieuwe kabinet zal moeten besluiten over de structurele financiën vanaf 2023 en eventuele noodzakelijke aanpassingen aan het jeugdhulpstelsel om de jeugdzorg in de toekomst effectief en beheersbaar te houden. Er zijn afspraken gemaakt tussen het ministerie, IPO en VNG dat gemeenten de mogelijkheid krijgen vanaf 2023 een stelpost op te nemen van 75% van de door de arbitragecommissie gedane uitspraak en advies. Dit betekent dat het voor gemeenten mogelijk is een 'papieren stelpost' op te nemen van gemiddeld € 6 miljoen vanaf 2023. Eerder in dit hoofdstuk hebben wij aangegeven dat wij van mening zijn, om genoemde kanttekeningen, met deze ontwikkeling buitengewoon terughoudend om te gaan op grond waarvan wij hebben besloten van deze mogelijkheid, van deze 'papieren stelpost' geen gebruik te maken.
Een andere zeer relevante ontwikkeling is de beoogde (door-)decentralisatie van een aantal centrumgemeentetaken naar de regiogemeenten inclusief de financiering hiervan. Het meest in het oog springende voorbeeld is de taak Beschermd Wonen waarbij, afgezien van deze doordecentralisatie, ook het verdeelmodel herijkt wordt.
Afgelopen maart hebben er landelijke verkiezingen plaatsgevonden, maar is er nog altijd geen nieuw kabinet geformeerd. Het nieuwe regeerakkoord zal naar alle waarschijnlijkheid van (grote) invloed zijn op de (meerjaren)begroting van gemeenten en daarmee voor de invulling van de inhoudelijke opgave voor de komende jaren. Zeker gezien de vele dossiers die op landelijk niveau spelen als het gaat om de financiële positie van gemeenten en de (financiële) effecten van COVID-19 voor de (middel)lange termijn. Ook dit is naar onze overtuiging een reden om met de genoemde ontwikkelingen buitengewoon behoedzaam om te gaan.
Een belangrijk speerpunt binnen de huidige bestuursperiode was en is de verdere verbetering van de financiële positie. Onze behoedzame en koersvaste aanpak heeft gerendeerd en geleid tot een sterk verbeterde vermogenspositie.
Het vorig jaar hebben wij de focus verlegd van een versterking van de vermogenspositie naar een voldoende wendbare en het reëel en structureel in evenwicht houden van ons huishoudboekje. In deze begroting presenteren wij een reëel en structureel sluitende begroting waarbij overeenkomstig de door u vastgestelde spelregels een behoudend scenario wordt gehanteerd. Er is sprake van een stabiele groei van ons (weerstands)vermogen waarbij de ontwikkeling van de financiële indicatoren voldoet aan de door u vastgestelde doelstellingen. Een begroting met een evenwichtig pakket dat recht doet aan de maatschappelijke opgave en ambities in relatie tot de financiële positie. Een begroting waarbij een volgend college afwegingen kan maken op het moment dat er meer zekerheid is over de ontwikkelingen rondom de structurele middelen jeugdzorg en de uitkomsten van de herijking gemeentefonds.
Eventuele positieve uitkomsten van de hiervoor geschetste ontwikkelingen zien wij wel nadrukkelijk als een wenkend perspectief op de (middel)lange termijn voor onze structurele opgave. Indien er aanvullende structurele middelen beschikbaar komen vanuit het Rijk stellen wij voor deze middelen opnieuw af te wegen tegen de ingeboekte transformatieopgave binnen het programma Gezond en Actief gekoppeld aan het gemeentebrede gemeentelijk vastgoed alvorens deze te koppelen aan nieuwe ambities.
Naast het geschetste wenkend perspectief zien wij ook een aantal uitdagingen zoals de klimaatadaptatie, energietransitie, wonen, de overspannen markt inzake bouwmaterialen en vastgoed, onderhoud van het gemeentelijk kapitaal en ontwikkelingen rondom de zorgkosten.
De begroting is de start, het daadwerkelijk effectueren van de in gang gezette maatregelen is het vervolg. Het blijven voeren van een behoedzaam begrotingsbeleid en de realisatie van de maatschappelijke opgave binnen de afgesproken kaders blijven wij als een belangrijke opgave zien.
De beoordeling van de financiële positie, waarop de conclusie gebaseerd is, vindt plaats op basis van de door u vastgestelde strategische en tactische doelstellingen. Schematisch ziet dit er als volgt uit:
Deze tactische doelstellingen zijn elk voorzien van één of meer kengetallen. Deze kengetallen - inclusief een analyse en beoordeling - worden uitgebreid toegelicht in de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing (kengetallen financiële positie). In deze paragraaf zullen de belangrijkste conclusies worden weergegeven.
Doelstelling sluitende begroting
De doelstelling is een reëel structureel sluitende (meerjaren)begroting. De structurele exploitatieruimte is voor alle jaren licht positief en voldoet hiermee aan het vastgestelde financieel kader.
Tot en met 2023 is er nog sprake van, een weliswaar bescheiden, positief begrotingssaldo dat op basis van de vastgestelde begroting is toegevoegd aan het (weerstands)vermogen (1). Vanaf 2024 worden geen middelen vanuit een positief begrotingssaldo toegevoegd aan het (weerstands)vermogen waardoor er geen vrije ruimte is voor het opvangen van structurele tegenvallers. De focus en uitdaging is verlegd van het versterken van het (weerstands)vermogen naar het reëel en structureel sluitend houden van de financiële huishouding.
In deze begroting is er, naast ruimte voor nieuwe ontwikkelingen, ook sprake van concrete maatregelen tot bijsturing die ook daadwerkelijk gerealiseerd moeten worden. Aandachtspunt is o.a. de transformatieopgave in het sociaal domein binnen het programma Gezond en Actief en daarnaast gekoppeld aan het gemeentelijk vastgoed van in totaal € 4,150 miljoen structureel vanaf 2025. Hieraan gekoppeld het wenkend perspectief van de ontwikkelingen rondom de jeugdmiddelen en de herijking van het gemeentefonds.
(1) Op basis van het vastgestelde financieel beleid wordt de bespaarde rente ten laste van de exploitatie toegevoegd aan de algemene reserve.
Stand Kadernota plus actualisatie | ||||
Bedragen x € 1.000 | ||||
2022 | 2023 | 2024 | 2025 | |
Saldo begroting 2021-2024 | 409 | 1.090 | -725 | |
Toevoeging weerstandsvermogen | -409 | -1.090 | ||
Begroting 2021 -2024 | -725 | |||
Loon- prijsontwikkeling | -304 | -285 | -274 | -272 |
Ontwikkelingen gemeentefonds | 2.153 | 321 | 569 | 719 |
Structurele doorwerking jaarrekening 2020 | 320 | 320 | 320 | 320 |
Saldo kadernota | 2.169 | 356 | 615 | 42 |
Actualisatie prijsinflatie 2022-2026 | 8 | 2 | 2 | |
Herziening structurele doorwerking jaarrekening 2020 | -320 | -320 | -320 | -320 |
Financiële actualisatie exploitatie GRP 2021-2031 | 78 | 78 | 78 | 78 |
Vertrekpunt begrotingsproces 2022-2025 | 1.927 | 122 | 375 | -198 |
Voorstellen | -1.803 | 10 | 211 | |
Saldo programmabegroting | 124 | 121 | 386 | 13 |
De begroting laat voor de jaren 2022 t/m 2024 een positief begrotingssaldo zien waar geen concrete bestemming aan gegeven is. De structurele exploitatieruimte bedraagt in 2022: 0,3% aflopend naar 0,1% in 2025. De structurele exploitatieruimte begeeft zich hierbij net boven het minimum van ≥ 0%.
Doelstelling voldoende weerstandscapaciteit
De doelstelling 'voldoende weerstandscapaciteit' betreft het beschikbaar hebben van voldoende middelen (weerstandscapaciteit) voor het opvangen van de geïdentificeerde risico's, waarbij de risicobereidheid is: "Venlo wil geen risicomijdende gemeente zijn". De ratio weerstandsvermogen bedraagt 2,23 in 2022 oplopend naar 2,37 in 2025. De ontwikkeling is hiermee een lichte verbetering met de vorig jaar vastgestelde (meerjaren)begroting (2022: 2,14).
De door u vastgestelde streefwaarde ligt tussen de 1,4 en 2,0 (classificatie: ≥ 1,4 < 2,0). Het gemeenschappelijk financieel toezichtkader van provincies geeft bij deze de classificatie 'Ruim Voldoende'. Op basis van deze begroting voldoen wij aan de beoogde doelstelling.
De solvabiliteitsratio begeeft zich naar verwachting tussen de 25% (2023 en 2024) en 26% (2022 en 2025). De ontwikkeling is hierbij beter dan bij de vorig jaar vastgestelde meerjarige verwachtingen. De ontwikkeling begeeft zich op of boven de door u vastgestelde streefwaarde van ≥ 25% waarbij aan de doelstelling wordt voldaan. Opgemerkt wordt dat de waardes zich nog altijd bevinden onder het landelijk gemiddelde en het gemiddelde van de steden 100.000-150.000 inwoners. Het gemeenschappelijk financieel toezichtkader van provincies geeft een signaleringswaarde voor de solvabiliteitsratio van ≤ 20% als meest risicovol.
Doelstelling wendbare begroting
Wat betreft de doelstelling 'wendbare begroting' gaat het om de bepaling of de begroting voldoende wendbaar is om tijdig te kunnen anticiperen op nieuwe ontwikkelingen. Het kapitaallastenplafond is (nagenoeg) in omvang gelijk gebleven, hetgeen betekent dat de begroting op termijn met eenzelfde bedrag aan rente en afschrijvingen belast kan worden als in de begroting 2021-2024 voorzien.
De investeringen zoals opgenomen tot en met investeringsplan 2025 worden naar verwachting gefinancierd door de beschikbare ruimte en vrijval van kapitaallasten binnen het kapitaallastenplafond. Er is binnen het kapitaallastenplafond geen structurele ruimte voor aanvullende nieuwe investeringen tot en met 2025. Nieuwe investeringen zullen onderdeel zijn van het integrale afwegingsproces.
De structurele exploitatieruimte bedraagt in 2022: 0,3%. De structurele exploitatieruimte bedraagt in 2025 0,1%. Dit betekent dat de structurele lasten gedekt worden door structurele baten.
De belastingcapaciteit bedraagt in 2022 97,8% en bevindt zich, mede als gevolg van het door u vastgestelde kader om de woonlasten nominaal gelijk te houden, onder de door u vastgestelde streefwaarde van ≤ 105%. Dit is een verbetering ten opzichte van de vorig jaar vastgestelde begroting (2022 102%).
Doelstelling acceptabele schuld
De schuldpositie van de gemeente Venlo dient zich op een acceptabel niveau te bevinden. De netto schuldquote bedraagt 54% in 2022 en stijgt naar 64% in 2025 (streefwaarde < 130%). De netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen bedraagt 46% in 2022 en stijgt naar 56% in 2025 (streefwaarde < 100%). De schuldquotes zijn lager dan bij de vorig jaar vastgestelde begroting. Opgemerkt wordt dat er vanaf 2023 relatief weinig investeringen op het investeringsplan zijn opgenomen. De schuldquotes bevinden zich voor de hele periode ruim binnen de streefwaarden.
De netto schuld gecorrigeerd voor verstrekte leningen per inwoner bedraagt voor het jaar 2022 € 2.042 en stijgt naar € 2.273 per inwoner voor het jaar 2025. Dit is lager dan verwacht werd op basis van de vorig jaar vastgestelde begroting (2022 € 2.406 per inwoner).
Wij wensen u veel succes toe bij de door u te maken afwegingen.